Parapenten, dat ook wel paragliding genoemd wordt, is een recreatieve en avontuurlijke buitensport. De parapenter bevindt zich in een harnas dat bevestigd is onder een vleugel welke vervaardigd is uit soepel doek. Dit glijscherm – de parapente – maakt het voor de “piloot” mogelijk om door de lucht te zweven. De benaming ‘parapente’ stamt af van de naam parachute. Waar ‘chute’ staat voor ‘val’, staat ‘pente’ voor helling: een parapenter vertrekt namelijk vanaf een schuine berghelling in plaats van vanuit een vliegtuig of helikopter.
Het glijscherm van een parapenter omvat twee stoffen delen, te weten de boven- en de onderzijde, welke verbonden zijn door zogeheten bruggen. Zo ontstaat de vorm van de vleugel. Het doek is vervaardigd uit een speciaal geweven materiaal dat doorgaans van nylon is. De vorm van een parapente is langwerpig in plaats van rond. Deze vorm maakt de parapente een stuk beter te hanteren dan een ronde parachute.
De parapente is open aan de voorkant opdat het glijscherm zich kan vullen met lucht. Op die manier neemt het glijscherm een duidelijke vleugelvorm aan. Door de voorwaartse snelheid wordt een opwaartse beweging gegenereerd die de parapenter doet laten zweven. Om zich daadwerkelijk opwaarts te kunnen voortbewegen dient gebruik te worden gemaakt van de dynamische of thermische (hellings-) winden. Zonder deze dynamische winden of thermiek zal een parapenter niet omhoog gaan.
Een parapenter wordt bestuurd door middel van twee stuurlijnen. Door aan één van de beide lijnen te trekken wordt de vleugel aan de betreffende zijde afgeremd. De parapenter zal vervolgens in de richting van de afgeremde kant vliegen. De stuurlijnen functioneren dus als een soort van remlijnen. Tevens is het mogelijk om de snelheid van de parapenter te verlagen door middel van de remlijnen. Een parapenter vliegt normaliter met ongeveer 35 tot 40 km/u door de lucht. Wanneer er echter met maximaal vermogen geremd wordt vliegt deze nog maar 20 tot 23 km/u.
Onderstaande technieken zijn nodig voor het parapenten:
Grondoefeningen
Het betreft hier het oefenen van de start op een vlak stuk grond. Er wordt dus nog niet gevlogen. Het is enkel een voorbereiding op wat komen gaat.
Starten
Om de vlucht met een parapente aan te vangen zijn er twee verschillende methodes mogelijk. Wanneer er een helling beschikbaar is kan men van de heuvel af lopen/rennen. Door de voorwaartse beweging ontstaat een opwaartse druk en komt men los van de grond. Wanneer een parapenter goed getraind is kan hij bij een helling van slechts 50 meter al succesvol de lucht in gaan.
Begeeft men zich op een vlakke ondergrond zoals in Nederland doorgaans het geval is, dan zal men zich moeten laten voorttrekken door een lier. De lier trekt de parapenter stapsgewijs omhoog tot een hoogte van enkele honderden meters.
Ploefen
Voor een beginnende parapenter is ploefen doorgaans het meest voorkomende vluchttype. Dit betekent dat de piloot vanaf de start niet eerst omhoog gaat, maar direct richting het landingsveld vliegt.
Soaring
Bij soaring wordt langs een berghelling gevlogen met als doel hoger in de lucht te komen of op dezelfde hoogte te blijven.